Bulgaarse Communistische Partij (Bulgaars: Българска комунистическа партия (БΚП), Balgarska komunisticheska partiya, (BKP)) ontstond in 1919 uit de vleugel van de 'Bulgaarse Sociaaldemocratische Arbeiderspartij - Nauwe Socialisten' (bolsjewisten) binnen de Bulgaarse sociaaldemocratische partij. Na de communistische opstand van september 1923, die geen succes was, veranderde de partij haar naam in Bulgaarse Werkerspartij (BWP). In de jaren veertig speelden communistische partizanen een grote rol in het verzet tegen de fascistische regering in Sofia. Na de communistische machtsovername in 1948 werd de oude naam van de partij hersteld.
Vanaf het begin van de jaren tachtig werd de partij drastisch hervormd. Na de val van het communistisch bewind in 1989 veranderde de partij haar naam in Bulgaarse Socialistische Partij (1990).
De leiding van de BKP lag bij het Centraal Comité. Het Centraal Comité werd gekozen door het Partijcongres, formeel het hoogste orgaan van de partij. Omdat het Centraal Comité maar enkele keren per jaar bijeenkwam, berustte de dagelijkse leiding van de partij bij het Politbureau en het Secretariaat. Zowel de leden (en kandidaat-leden) van het Politbureau als het Secretariaat waren afkomstig uit het Centraal Comité.
Hoogste orgaan binnen de BKP was officieel het partijcongres. Het partijcongres koos een Centraal Comité. Het Centraal Comité kwam maar een paar keer per jaar bijeen, daarom werd er een Politbureau gekozen als dagelijks bestuur.
Terwijl het Politbureau van het Centraal Comité van de BKP over het beleid ging, ging het Secretariaat over de centrale administratie van de partij. De leden van het Secretariaat werden door het Centraal Comité gekozen. De leden van het Secretariaat (de secretarissen van het Centraal Comité) waren ook lid van het Politbureau. De leider van het Secretariaat was de eerste secretaris (sinds 1981: secretaris-generaal). Hij zat ook de zittingen van het Politbureau en het Centraal Comité voor.
Tot 4 april 1981 eerste secretaris van het centraal comité van de BKP, nadien secretaris-generaal BKP; daarnaast premier (1962–1971), en voorzitter van de Staatsraad (1971–1989)