Hauff studeerde theologie in Tübingen en werd vervolgens huisonderwijzer bij Ernst Eugen Freiherr von Hügel, hoofd van het Württembergse ministerie van oorlog, voor wiens kinderen hij zijn eerste sprookjes schreef. Vanaf 1826 publiceerde hij deze, samen met onder andere de Gebroeders Grimm, in toentertijd bekende Sprookjesalmanakken. Zijn sprookjes vormen een duidelijke exponent van de tijdsgeest der romantiek en ademen regelmatig de sfeer van 1001-nacht. Beroemd zijn: Kalief Ooievaar, Het spookschip, De geschiedenis van de kleine Moek, De herberg in de Spessart en De grot van Steenfoll. Met name in Duitstalige landen werden ze snel populair.
Hauff trouwde in 1827 met zijn nicht Louise, werd in datzelfde jaar nog vader, maar een week na de geboorte van zijn kind stierf hij aan buiktyfus, waarschijnlijk opgelopen tijdens een reis door Tirol, nog geen 25 jaar oud.
Trivia
Veel van Hauffs sprookjes werden in het Nederlands vertaald. Een Prisma-pocketuitgave van Uitgeverij Het Spectrum uit 1961 beleefde een viertal drukken. Voordien, in 1914, waren er bij uitgeverij Desclée de Brouwer in Brugge al twee sprookjes in vertaling verschenen, Dwerg Neuze en Moekske, geïllustreerd met pentekeningen door Jules Fonteyne.